Cartes porcelaines - Porcelain-cards
   
   

Werkwijze

De techniek voor het drukken van porseleinkaarten is lithografie en dezen werden gedrukt door lithografen of steendrukkers (lithos= steen en grafein= schrijven).

De lithografie is een zogenaamde vlakdrukmethode en een betere, snellere en goedkopere techniek voor het drukken dan de toen gebruikelijke hoogdruk (houtsnede en boekdruk) en diepdruk (gravure en ets).

Algemeen wordt de uitvinding van de lithografie toegekend aan Alois Senefelder (1771-1834), een Beierse graficus en toneelspeler.
Als men de legende mag geloven noteerde hij de opdracht voor zijn strijkster op een kalksteen (bij gebrek aan papier) en ontdekte zo de steendruk. Maar Senefelder verklaarde zelf dat hij niet de uitvinder van de lithografie was maar dat hij het systeem verbeterd had door als eerste de steen met chemische producten te bewerken, en hij nam een patent voor deze werkwijze.

Een lithografie is een afdruk van een tekening in spiegelbeeld op steen: vandaar ook de naam steendruk. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de eigenschap dat water en vet (drukinkt is vet) elkaar afstoten en vette stoffen andere vette stoffen aantrekken, vergelijkbaar met de Batik techniek uit Indonesië.

Het materiaal: de steen moest een bepaalde graad van zachtheid en poreusheid bezitten en men gebruikte kalksteen

De werkwijze:
Na het slijpen, polijsten en puimen (= met puimsteen gladwrijven) van de kalksteen (10 tot 15 cm dik), en ten slotte met vochtig zand geschuurd en gespoeld te zijn, wordt met een vettig krijt of met een in vettige inkt (in het begin: mengsel van was, zeep en roet) gedoopte pen het spiegelbeeld van de tekening aangebracht. De steen slorpt het vet op en deze delen worden dan ondoordringbaar voor water. Dan dompelt men de steen in een verdunde oplossing van salpeterzuur met Arabisch gomwater: het zuur dringt in de niet vettige delen en vergroot de poriën. Bij het drukken wordt de steen vooraf nat gemaakt en met een vettige inkt bestreken door een inktrol. De inkt zet zich vast op de tekening en wordt in het waterige gedeelte afgestoten. Zo wordt in de drukpers de tekening door het papier overgenomen.

Als men kleur wilde toevoegen maakte men gebruik van de 'zogenaamde chromolithografie' d.i. kleurensteendruk (chromos=kleur), in tegenstelling tot de chromolithografie.

De chromolithografie werd in de jaren 30 van de 19de eeuw ontwikkeld door de Franse drukker Godefroy Engelman en was tot het einde van de 19e eeuw de populairste methode om kleurenreproducties (ook wel chromo's genoemd) te maken.

Het verschil tussen chromolithografie en de 'zogenaamde chromolithografie' is dat men in de chromolithografie voor elke kleur een andere steen nodig heeft (met telkens dezelfde tekening), soms wel dertig, die over elkaar heen werden gedrukt, en in de 'zogenaamde chromolithografie' slechts één steen voldoende is. Deze laatste techniek werd gebruikt voor porseleinkaarten. Het is om die reden dat er een miniem verschil is tussen de porseleinkaarten met hetzelfde motief: eerst werd vb. het zwart aangebracht op een bepaalde plaats, daarna een andere kleur op een andere plaats en het was zeer moeilijk om de andere kleur op juist dezelfde plaats aan te brengen als de vorige kaarten.
De chromolithografie werd vooral gebruikt in de tweede helft van de 19de eeuw.


Wat de porseleinkaart nog onderscheidt van de andere lithos is dat het karton werd bestreken met kaolien vermengd met loodwit.
Kaolien (of Chinaklei) is een kleisoort dat werd gebruikt voor o.a. het maken van fijn aardewerk voor de witheid ervan.
Vindplaatsen zijn o.a. in de streek van Limoges.

 


 

 

Disclaimer

Copyright Porseleinkaarten.be